Zó sportief is Geel nu ook weer niet…
Is de Gelenaar sportiever dan – pakweg – iemand van Mol of Aalst? Dóet hij aan sport, of gaat hij er liever naar kijken? Wat vindt hij van de sportieve infrastructuur die in Geel voorhanden is? Als u De Brugpartij niet had, dan had u dat allemaal zelf moeten uitvogelen. Nu niet, wij deden het voor u.
Telkens wanneer de Geelse Sportlaureaten weer eens gelauwerd worden, klopt onze Sportraad zich op de borst. Wat een geweldig aantal sportclubs hebben we hier toch! Volgens de laatste telling waren er dat 162, of 4,1 per duizend mensen. Dat is iets minder dan in vergelijkbare steden, die gemiddeld 4,5 clubs per duizend inwoners hebben. In Vlaanderen ligt dat cijfer op 4,2.
Nog wat groter is de Geelse achterstand als het over infrastructuur gaat. In Geel kun je op 108 plaatsen aan sport doen: 2,7 per duizend inwoners. In vergelijkbare steden ligt dat cijfer gevoelig hoger (namelijk op 3,6.) en in heel Vlaanderen ligt het op 3,2. En zoals we in de kwantiteit wat achterop hinken, scoren we ook iets minder op de kwaliteit, of tenminste: op de tevredenheid daarover. Waar 76% van de Vlamingen content is over de sportvoorzieningen in zijn stad of gemeente, zijn er dat in Geel maar 72%. Echt ontevreden is 8% van de Gelenaars, en dat zijn er dan weer exact evenveel als gemiddeld in Vlaanderen.
53% van de Gelenaars beweert wekelijks aan sport te doen. Dat ligt 2% boven het Vlaams gemiddelde. Terwijl 25% het bij één keer per maand houdt, doet 22% van de Gelenaars nooit aan sport. Meer dan de helft van Geel (56%) gaat nooit zwemmen! Er is weliswaar een groep van 34% die één tot twaalf keer per jaar het zwemkostuum uit de kast haalt, maar slechts 10% van de Gelenaars neemt meer dan 12 keer per jaar een duik in de kuip aan de Nonnengang. Een povere score, maar toch een paar procenten beter dan het Vlaams gemiddelde…
Met het gebruik van onze sporthallen, looppistes en voetbalvelden zit het goed. 23% van de Gelenaars maakt daar meer dan 12 keer per jaar gebruik van en daarmee hebben we zelfs 5% meer ‘reguliere’ sporters dan het Vlaams gemiddelde. Het aantal occasionele sportievelingen (tot 12 maal per jaar) ligt in Geel op 25%, tegen 20% in Vlaanderen. Niettemin maakt 52% van de Gelenaars – meer dan de helft, dus – nooit gebruik van enige sportaccommodatie. In heel Vlaanderen ligt dat cijfer zelfs op 61%.
Als het om het bijwonen van sportevenementen gaat, wijkt de Gelenaar nauwelijks af van het Vlaams gemiddelde. Slechts 10% gaat meer dan 12 keer per jaar naar een wedstrijd in eigen stad kijken, en amper 11% doet hetzelfde buiten Geel. We hebben het hier over de ouders van jeugdspelers die op verplaatsing gaan, maar ook over fans van eersteklassevoetbal of van de motorcross op de Keiheuvel.
Bron: Stadsmonitor 2018 van de Vlaamse Gemeenschap