Schijnbeweging
Mensen knikken vriendelijk bij het passeren. Ze knipogen somtijds of geven bemoedigende schouderklopjes, alsof ze willen zeggen: goed bezig, man! Het begint zelfs de schijn van een stilzwijgend akkoord te krijgen: in oktober kan je op mijn stem rekenen…
Op een zondagmiddag, na een politiek debat in het café van de Werft, speelde de film zich opnieuw voor mijn ogen af. Het is nu niet anders dan vroeger. Ik kom uit een politiek nest, een warm nest vooral, en ik weet waarover ik spreek. Mij moet je niets meer komen vertellen over verkiezingen. Onze va was destijds schepen in Tongerlo, mijn geboortedorp. Twee legislaturen, schepen van openbare werken. Samen met een burgemeester (Jos Van Kerckhoven) en een andere schepen (Armand Warpy, van onderwijs) bestuurde hij het landelijke Tongerlo en een ietwat afgelegen gehucht, Oosterwijk. Warpy’s job was een makkie, vond ik. Tongerlo had maar één school: de gemeentelijke jongensschool, waar jongens in het eerste tot en met het vierde leerjaar onderwezen werden door de meesters. Voor het vijfde en het zesde stuurden de Tongelse ouders hun opgroeiende snaken meestal naar Westerlo, Herentals of Geel. Zo ging dat in die tijd.
Mijn zussen en ik “zaten in ’t Graf”, zoals dat heette. De Kanunnikessen van Turnhout hadden een klooster in Tongerlo en ontfermden zich over het geestelijk welzijn van de kinderen in de gemengde kleuterschool, in de lagere meisjesschool en in de huishoudschool voor meisjes van twaalf tot veertien, die daar een moeilijke stiel aangeleerd kregen: huisvrouw. Tot mijn twaalfde werd ik dus onderwezen door nonnekes, bijgestaan door ongetrouwde juffrouwen. Want een huwelijk was taboe in de ogen van de zusters, laat staan dat een man – schepen van onderwijs of niet – een voet in hun heilige (school)huis zou zetten! Daaruit heb ik altijd geconcludeerd dat onze va met zijn openbare werken veel meer aan zijn oren had dan zijn collega Warpy.
Is dat gebluf? Niks van. Ik ben fier op mijn vaders werk als schepen, om welke soort werken – openbare of niet – het ook ging. Hij nam zijn taak ter harte en trok zich het lot van de mensen van Tongerlo echt aan. Er waren toen nog geen avondzittingen voor schepenen in het gemeentehuis, de mensen stonden dus te pas en te onpas bij ons aan de deur. “Tegen etenstijd zal hij wel thuis zijn”, dachten ze dan, dus wanneer we in de vooravond nét aan tafel zaten, ging steevast de bel. “Louis, ga jij maar opendoen,” zei smoe, die wel wist dat ze niet voor haar kwamen en dat belgerinkel soms behoorlijk beu was. En daar gingen onze va zijn warme soep en patatten dan weer…. Het samenzijn met zijn gezin natuurlijk ook. Ook op zaterdag bleven we niet gespaard van volk aan de deur dat ‘eens rap efkens’ iets aan onze va kwam vragen. Smoe stuurde dan soms iemand van ons om de deur open te doen. We moesten dan liegen: zeggen dat onze va nog niet thuis was en dat we niet wisten wanneer hij zou thuiskomen. Alles moest hij oplossen: hier was de straatverlichting stuk, daar wilde iemand een straatlamp dichter bij zijn wat afgelegen huis, en het fietspad stond ook toen al geregeld onder water na een stortbui. Dat ze met dat soort vragen bij onze va aankwamen, dat kon ik begrijpen. Maar ook als een brief van het ziekenfonds niet duidelijk was, kwamen ze bij hem uitleg vragen. Formulieren invullen voor de studiebeurs? Je zou denken dat dat een taak voor de schepen van onderwijs was, maar nee: ding-dong! bij ons. En Lowieke fikste dat allemaal. Gewoon…
Ik ben nog altijd fier op hem, op zijn onvoorwaardelijke inzet, op hoe hij was tegenover de mensen van het dorp. Samen met hem, met smoe en met mijn broers en zussen zat ik dan ook in zak en as toen hij niet meer verkozen werd. Dat overkwam hem na de fusie met Westerlo, begin de jaren 1970. We hadden het niet zien aankomen. Onze va leek op handen gedragen door de mensen en kreeg overvloedige schouderklopjes tijdens de verkiezingscampagne. Sommigen zegden luidop dat hij op hun stem kon rekenen. Tarara! Zo werkt dat nu eenmaal niet. In het stemhokje doet elke kiezer zijn goesting en is hij niemand verantwoording verschuldigd. Dat zal straks niet anders zijn.
Onze va werd voorzitter van de gepensioneerden en als ik zeg dat die bond in die tijd floreerde, dan lieg ik voor geen meter. Al heette hij Lowieke en niet Petrus, hij was een rots waarop je kon bouwen.
Nu vertrouw ik op de mannen en de vrouwen van de Brugpartij. Een brug kan voor vele doeleinden gebouwd worden: om naar de andere te gaan en terug te komen als de gewone weg niet meer begaanbaar is, bijvoorbeeld. En een brug waaronder je kunt schuilen als het nodig is, lijkt me ook niet slecht. Zoiets zou onze va waarschijnlijk ook gezegd hebben. Ik heb het dus van geen vreemde…