Een groener stadshart en meer Palmenmarkt
Een groener stadshart en meer Palmenmarkt
Sinds begin de jaren 1960 de huizen van de Kameinestraat en de Torenstraat werden afgebroken, is de Kleine Werft een betonnen vlakte. Wonen doen we daar niet meer. Als je van de Markt komt en de hoek omslaat, kom je (volgens voormalig Vlaams Bouwmeester Bob Van Reeth) meteen in het Grote Niets terecht. De Gelenaar is niets anders gewend, maar mooi is anders. Begin 1960 had het gemeentebestuur geen beter idee dan die huisjes maar af te breken. Na meer dan zestig jaar kreeg het stadsbestuur nog altijd geen beter idee. De Brugpartij wel.
De Havermarkt moet qua uitzicht en beleving het verlengstuk worden van de Markt, met dien verstande dat de Markt dringend van extra groen voorzien moet worden. Het plein dat we sinds 2012 kennen telt maar een paar bomen, en dan nog niet van de grootste. Op de Havermarkt vond recent een ‘vergroening’ plaats, maar daar bleef het bij wat symbolische aanplantingen. Een overkapte structuur kan hier zowel een kiosk- als een markthalfunctie vervullen. Met die laatste functie mikken we vooral op een wekelijkse markt, specifiek voor plaatselijke producenten. En de kwaliteitsvolle afwerking van de noordelijke kant van de Havermarkt wordt een prioriteit.
Elke ingreep aan onze centrumpleinen, zélfs wanneer het duidelijk een verbetering is, wordt al zestig jaar gecounterd door de vraag: “En Palmenmarkt dan?” Hoewel er 51 weken in een jaar zijn dat er geen kermiswagens staan, laten we het ontwerp van onze belangrijkste pleinen bepalen door één week Palmenmarkt. Er mogen geen niveauverschillen komen, geen hindernissen, geen aanplantingen die attracties in de weg kunnen staan… Het lijkt wel een gijzeling. Toch kunnen een vergroend stadshart én een nog levendigere Palmenmarkt hand in hand gaan. Wat een nadeel lijkt, kan een voordeel worden.
Als we gedurende 51 weken per jaar een aangenamer centrum willen, moeten we daar gewoon voor gaan en onze pleinen onder handen durven nemen. Voor de zaterdag- en de dinsdagmarkt verwachten we geen impact die niet op een charmante manier opgevangen kan worden. Voor Palmenmarkt heeft het als gevolg dat de kermis zich over een groter stuk van het centrum zal verspreiden. Grotere attracties, die door de nieuwe inrichting niet meer op de Markt of de Werft kunnen staan, krijgen een plaats op de parkings van de Nieuwstraat en de Pas. De weg daar naartoe wordt afgeboord door kleinere kramen die daar beter tot hun recht komen. We krijgen zodoende een kermis die niet beperkt is tot de Markt en de Werft, maar ook delen van de Nieuwstraat, de Pas en de Diestseweg omvat. En als het nodig is: van de Stationsstraat en de Kollegestraat ook, want we kunnen gerust nog meer attracties aantrekken. Een echte stadskermis, kortom.
Het tijdelijk verlies van de twee centrumparking compenseren we door evenementparkings te creëren op de Leunen en aan de Pas (Carrefour). De Gele Lijn, de stadspendelbussen die de Brugpartij eveneens voorziet, brengt de kermisgangers gratis op en af.
En verder…
De ontwikkeling van een aantrekkelijk handelscentrum gaat voor een stuk hand in hand met het mobiliteitsthema én met duurzaamheid. Een vlot bereikbaar en ‘leesbaar’ centrum, waar de bezoeker zijn weg vindt zonder ergernis, chaos en gevoelens van onveiligheid in het verkeer, trekt mensen aan en doet hen terugkomen. Zover zijn we nu nog lang niet.
Als winkelstad heeft Geel bijvoorbeeld nog een ruime achterstand op Mol, dat qua mobiliteit nochtans vergelijkbaar is. Een aantrekkelijk handelscentrum is levendig, maar niet te druk. Het is modern, maar het eert zijn verleden. En vooral: in een lelijk decor spelen zich zelden mooie stukken af. Straten die voor het centrum de functie van slagader hebben – Diestseweg, de Billemontstraat, Lebonstraat,… – hebben sinds de jaren 1980 geen update meer gekregen. Het Sint-Dimpnaplein tussen de St.-Dimpnakerk en de site van het Gasthuismuseum is een ‘asfalt jungle’… Daar moet dringend werk van worden gemaakt.
Tenslotte spelen ook de horeca- en handelszaken zelf een eersteplansrol. Zonder een andere commerciële aanpak van de handelaars zelf hebben heel wat Geelse handelszaken geen toekomst.
Tijd voor nieuwe oplossingen
De oplossingen die al jaren worden gehanteerd om de mobiliteit in het centrum te stroomlijnen en het handelsweefsel herop te doen leven, hebben onvoldoende gewerkt. De handelskern moet een gezonde mengeling van winkelen en wonen vertonen. Op mobiliteitsvlak willen we geen kopie van het vorige beleid, maar een goed doordacht plan waarbij de inwoner zijn inspraakrecht kan doen gelden, binnen het kader van de mobiliteitsprincipes waar de Brugpartij voor staat.
In het centrum is het niet alleen het commerciële hart van Geel dat aandacht vraagt, maar ook de slagaders daar naartoe: Elsum, Dr. Van de Perrestraat, de Billemontstraat, Sint-Dimpnaplein, Diestseweg, Lebonstraat…
Bij de (her)inrichting van het openbaar domein en de wegenis moeten de bewoners een stem in het kapittel krijgen. We gaan ook hier voor een coproductie met alle betrokkenen. De inrichting van een straat en de leefbaarheid ervan moeten in eerste instantie samen met de bewoners bekeken worden, al geldt voor het handelscentrum dat ook de belangen van de andere ‘gebruikers’ zwaar doorwegen.
Het uitgangspunt dat iedereen vlakbij zijn bestemming moet kunnen parkeren, is nefast gebleken voor de leefbaarheid van het centrum. We zullen bekijken welke winkelstraten als voetgangerszone kunnen ingericht worden. Het handelscentrum van Geel moet voluit op zijn troeven inzetten: het erfgoed, het handelsaanbod, de diverse horecazaken, en de kleinschaligheid en bewandelbaarheid ervan.
De houtopslagplaats van Leurs als toplocatie
Er zijn nog vele mogelijkheden om uniek Geels patrimonium in te zetten in de versterking van de attractiviteit van het handelscentrum. In de Nieuwstraat staat de houtopslagplaats van aannemer August Leurs, inmiddels ca. 150 jaar oud, en het bijhorend koetshuis al jaren te verkommeren. Dit is patrimonium met monumentwaarde, dat zich bovendien perfect leent om een pleisterplaats te worden in een verlevendigd, bewandelbaar handelscentrum. Wij ijveren ervoor deze site in die zin te ontwikkelen.
De herstructurering van de buurt rond het station moet een schoolvoorbeeld worden van co-creatie en moderne stadsontwikkeling. De stad moet faciliteren, zelf de regie op zich nemen en de nodige kennis inhuren of verwerven om projecten als deze ook in de toekomst op een moderne manier aan te pakken. Wij kiezen voor een autoluw Stationsplein. Bij de herinrichting ervan gaan we voor voldoende nabije parkeerplaatsen voor wagens én fietsen. Nieuwe trage ontsluitingen zorgen voor een vlotte verbinding naar het oostelijke stadsgedeelte.
We willen de perceptie wegwerken dat Geel-centrum moeilijk bereikbaar zou zijn, dat er onvoldoende parkeermogelijkheden zijn en dat parkeren er duur is.
We ijveren voor het opwaarderen van de handelszone in het centrum. Ten behoeve van deze handelskern blijft het centrum vlot bereikbaar met de auto. Parkeren op wandelafstand blijft hoe dan ook mogelijk. De parkings worden onderling bewegwijzerd, zodat men bij plaatsgebrek niet op de dool hoeft te gaan om een alternatief te vinden.
De centrumparkings moeten goed bereikbaar blijven, waarbij het principe “way in = way out” gehanteerd wordt.
We moeten er vooral voor zorgen dat het winkelaanbod in het centrum opnieuw stijgt, in combinatie met een aangename, kwaliteitsvolle inrichting van het publiek domein. Om grotere winkelketens naar het centrum te krijgen moeten de bouwvoorschriften in de winkelstraten, die nu als een rem ervaren worden, herbekeken worden. Anderzijds moet worden onderzocht of er precies niet méér kansen liggen wanneer er voor een nieuw, kleinschaliger en specifieker winkelaanbod wordt gekozen.