Rob Van Gelder

Rob Van Gelder

Kandidaat

 

… kwam ter wereld op Halloween van het jaar 1970 maar begon toch onverschrokken aan de roetsbaan van het bestaan. Hij was het enige kind van ouders met een zaak: een groothandel in geschenkartikelen, later in koloniale meubels. Het huwelijk hield niet stand. Rob zat nog in het eerste jaar secundair onderwijs toen de scheiding kwam en ze verliep niet zonder slag of stoot. Het kereltje van 12 stond erbij en keek ernaar. Soms dwingt het leven een kind om snel te rijpen. Niet sport na sport de ladder op, zoals het eigenlijk hoort, maar met twee, drie sporten tegelijk. Rob is te snel volwassen moeten worden, vindt hij zelf, daar was niets aan te doen. De volwassen man van vandaag hield er uiteindelijk allerlei soorten broers en zussen aan over (half-, stief-), behalve ‘echte’ Ook goed. Zijn eigen huwelijk is gelukkig solider. Hij en zijn vrouw wonen in Winkelomheide en ze hebben drie zoons – van 18, 22 en 25 jaar.

Rob liep school op het Sint-Aloysiuscollege (Economische wetenschappen) en haalde vervolgens een regentaatsdiploma (Nederlands, aardrijkskunde, economie). Hij voegde daar een aggregaat Onderwijsbeleid aan de UA aan toe en begon aan een loopbaan die hem in vele kamers van hetzelfde huis zou brengen. Zijn eerste job was bij de jezuïeten in Turnhout, waar hij studiemeester-opvoeder en leraar werd. Daarna verkaste hij naar Kontich, als leraar en graadcoördinator in het VTI. Vervolgens kwam Anderlecht, waar hij zowel directeur van het COOVI-internaat werd als van de hotelschool. Via de Lessius-hogeschool in Mechelen (nu deel van Thomas More), waar hij gastdocent bij de laatstejaars regentaatstudenten was, werd hij vervolgens als verbindingsfunctionaris naar de jeugdinstelling van Mol gedetacheerd. Hij moest eroor zorgen dat geplaatste jongeren, die niet langer naar hun eigen school konden gaan, toch de nodige leerstof achter de kiezen kregen om via de eigen school of de middenjury hun getuigschrift te halen. Rob was toen als enige gemachtigd om in alle Vlaamse jeugdinstellingen examens af te nemen, en dat heeft hij enkele jaren gedaan. Tot men hem aan de mouw trok omdat er trubbels waren in het BUSO van het MPI-Oosterlo. Rob werd er directeur, maar ervoer na twee jaar de opdracht als hopeloos en gaf ze terug.

Van de leidinggevende jobs in het onderwijs had hij op dat moment een beetje genoeg. Omdat het lerarentekort begon te boomen, besloot hij terug te vallen op de basis van de stiel: het leraarschap. Tot op vandaag staat hij dagelijks graag voor de klas in het GO! atheneum in Geel, waar hij Nederlands geeft. Hij is er vakverantwoordelijke en vakbondsafgevaardigde voor ACOD.

Het Nederlands, meer bepaald de literatuur, komt hij ook tegen in zijn vrije tijd. Rob houdt zich namelijk bijna academisch bezig met Hubert Lampo, de schrijver die hij persoonlijk heeft gekend en waarvan hij vindt dat diens belang voor onze literatuur onderschat is. Een aantal binnen- en buitenlandse universiteiten vindt dat gelukkig ook. Rob is momenteel bezig met een uitgebreid biografisch werk over deze crack van het magisch-realisme.

Daarnaast is hij een paardenman. Zijn ouders hielden er, hij houdt er ook. Hij huldigt daarbij de principes van het ‘natural horsemanschip’: in directe relatie gaan met de dieren, zonder een bit, sporen, zwepen of houtzadels te gebruiken.

Rob volgt de Brugpartij al van sinds haar begin. “De interpellaties op de gemeenteraad zijn inhoudelijk altijd erg sterk en goed onderbouwd”, vindt hij. “Mijn belangstelling werd gewekt toen Dirk Kennis zes jaar geleden met een mobilhome een paar dagen in elk dorp ging staan – Camping Brug heette dat. Ik vond het straf dat een nieuwe politieke partij zich zo zichtbaar en toegankelijk in onze dorpen opstelde. Je kon er even bij stoppen en een praatje slaan over alles en nog wat. Daar draait de lokale politiek volgens mij om: zonder drempels naar de mensen toestappen, naar hen luisteren en samen naar oplossingen zoeken. Dat is niet makkelijk, want de wetten worden niet gemaakt in de gemeenteraad van Geel. Maar als je open communiceert en aangeeft wat er wél kan en wat niet mogelijk is, geraak je er samen wel uit. Die houding is echt eigen aan de Brugpartij. Ik doe mee!”