Camping Brug: berichten uit het Geelse buitenland (slot)
WAAR OP HET PUNT STAAN HEEL GEBRUIKELIJK IS
Er zijn vele manieren om van Oosterlo naar ’t Punt te rijden, maar ik verkies een route over de fly-over. Met de Brugmobiel over de Geelse moeder aller bruggen rijden, dat moet plezant zijn! Het viel inderdaad niet tegen, misschien doe ik het ooit nog wel eens. Overigens druk ik alhier de hoop uit dat het u niet stoort te weten dat ik deze blog niet bij nacht en ontij vanop een Puntse parking schrijf, maar lekker thuis. Camping Brug is al een goeie week achter de rug. Helaas overvielen mij de laatste dagen zoveel dingen van beperkt staatsbelang, dat bloggen er even niet inzat.
Onze Man in ’t Punt is Guido Verhaert en hij heeft dat goed geregeld. We stellen de Brugmobiel en de bijhorende ‘camping’ op aan de parking van de Vogelzang, naast de school, de parochiezaal en de kerk. In die parochiezaal zijn faciliteiten zoals elektriciteit, wifi en toilet. De parking is leeg en verlaten, maar Guido belooft dat ik deze nacht gezelschap zal krijgen. “En morgenvroeg staan hier overal zakjes van de Mc Donalds” belooft hij. Fastfood eten, deur open, afval op de grond en wegwezen. Zwerfvuil is overal in Geel een issue, maar op ’t Punt kan je alvast op de bron een naam kleven. Lege verpakkingen van Mc Donalds vind je hier overal en de vuilbakken aan de parking (ze zijn hier dik gezaaid) puilen uit.
We arriveren eigenlijk aan de late kant, want om 15 uur is er een korfbal-initiatie voor ons voorzien. Die krijgen we van Els Jacobs, een naar Elsum uitgeweken Puntse, die zich sterk blijft inzetten voor de alhier ontstane Geelse korfbalclub. Ik kan niet lang blijven, maar toch lang genoeg om tot de conclusie te komen dat korfbal een sport is waar je op mijn leeftijd niet meer aan moet beginnen. Ik hoor het mijn vroegere basket-coach nog zeggen: “Er is maar één sport nóg vermoeiender, en dat is korfbal.” Bovendien vind ik persoonlijk dat die korf veel te hoog hangt. Als je een sport bedenkt waarbij het de bedoeling is dat er gescoord wordt, dan doe je zoiets niet. In onze monitrice daarentegen, daar zit wel wat in…
Het is een zachte namiddag en de Brugmobiel trekt meteen volk: mensen van de Vogelzang. Toch is het ook aangenaam wandelweer en dus gaan de ‘die hards’ op pad. Dat zijn Yves Van Hulsel, Davy Baelus, Guido Verhaert en ik. We doorkruisen het dorp, of toch een groot stuk van de noordelijke lob van ’t Punt, dat door de manifeste aanwezigheid van de Antwerpseweg een gespleten persoonlijkheid heeft. Aan de andere kant van die baan wonen nog veel Puntenaars.
We beginnen met een verkenning in de zone van het RUP Hezeschrans. Het is al lang bekend dat er extra industriezone zou komen op ’t Punt, en met de uitvoering van dat plan is men nu bezig. Het bestaande bedrijventerrein tussen het kanaal en de Herentalseweg wordt verbreed en palmt een stuk van de landbouwzone én van de woonzone in. In totaal komen er hier 8 hectare bij voor 30 nieuwe bedrijven. Ook de wegenis wordt drastisch aangepast; daar krijgen we nu al een voorsmaakje van, want het onteigeningsplan is in uitvoering. Straks herken je het hier niet meer… De Hezeschrans, een sinds 2007 geklasseerde historische hoeve die tot 1976 op Oevels grondgebied lag en haar naam aan dit RUP heeft gegeven, blijft nét buiten schot. Het idyllisch domein waarin ze gelegen is, krijgt achter zich een uitbreiding met een ‘zone voor waterbekken en natuurontwikkeling’, maar vlak voor de deur, aan de overkant van de straat, wordt het industriezone.
Die Hezeschrans heeft eindelijk het juiste pad gevonden. Ik kwam hier vroeger, toen ze pas beschermd was en nog eigendom van de familie Mannaerts, vaak met de Mystery Tour. De huidige eigenaar is ze grondig maar fraai aan het renoveren, en ook de naastliggende vijver wordt sterk opgewaardeerd. Hopelijk blijft dit domein straks op een of andere manier publiek toegankelijk. Verder in de straat die Hezeschrans heet, wandelen we voorbij een aantal onteigende huizen. Dit is een spookstraat geworden. De mensen die er woonden, Guido kende ze goed. Ze zijn correct vergoed zoals dat dan heet, en hebben hun heil (?) al lang elders gezocht.
We steken de Herentalseweg over en Guido leidt ons over een trage weg (een paadje, dus) van de Poiel naar de Steenovens. Hoe ver we hier ook van de hamburgertent verwijderd zijn, er slingert overal Mc Donaldsrommel rond, dat soms van ver is komen aanwaaien. “Als Mc Donalds er in zou slagen een barcode op zijn zakken te kleven met de nummerplaat van de wagen die de zak in kwestie heeft meegenomen, was het zo gedaan”, denkt Guido.
Wanneer we terugkomen, is het terrasje van Camping Brug goed gevuld. We drinken nog een glas en dan kruip ik erin. Nog één nacht te gaan. Het wordt zeker niet mijn slechtste.
Regen op een blauwe maandagochtend, net teveel om buiten te ontbijten. Ik probeer het wel, onder mijn parasol. Er staat één (1) zakje van Mc Donalds op de parking, dat ik prompt in een vuilbak gooi. Kon er nog nét bij. Een camionette met een Poolse nummerplaat komt het terrein opgedraaid, maar de chauffeur maakt rechtsomkeer als hij de Brugmobiel opmerkt. Hij twijfelt, stopt en zet zich dan toch maar vlak bij de inrit, ver van mij. Het is zo’n camionette met slaapplaatsen. Dit zijn mannen die van ver gekomen zijn om zichzelf te verhuren voor allerlei klussen, en geen hotel of B&B nodig hebben. Geen idee wat ze op de parking komen doen. Afgesproken met iemand?
Ik zal het niet te weten komen, want deze voormiddag krijg ik bezoek. Een vergadering die ik niet kon afzeggen, maar waar ik door de vreemde omstandigheden waarin ik me al meer dan twee weken bevindt evenmin naartoe kon, vindt dan maar plaats bij Camping Brug. Wijlen het (gratis) Kempisch cultuurblad Suiker, daar gaat het over. Dat blad moest er noodgedwongen mee stoppen, maar dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Stoppen kost in dit geval meer geld dan doorgaan, maar het moest wel omdat er geen geldschieters meer waren. Dat noemt men een vicieuze cirkel, met alle problemen van dien.
Het is al een tijdje geleden dat ik nog gezwommen heb. Van in Winkelomheide om precies te zijn. Bel en Oosterlo waren zwemwaterloos, maar hier op ’t Punt stelt Guido me zijn zwembad ter beschikking en zijn vrouw Anny zal zich vervolgens om mijn innerlijke mens bekommeren. Het regent nog een beetje als ik tegen de noen te water ga in een zwembad dat gezien mag worden. In het water is het beter dan eruit – je kent dat wel. Ik zou dan ook wel gek zijn om er snel uit te komen.
Hoewel Anny die voormiddag nog wat stages te begeleiden had (ze staat in het onderwijs) geven haar culinaire kwaliteiten me daar toch een goede reden toe. Een heerlijk curry’tje als het ware, gevolgd door het pièce de résistance: de allereerste door Guido zelf gekweekte cavaillon-meloen aller tijden! Zou hij rijp zijn? Zou de warme zomer voor een succulente balans tussen sap en suikers hebben gezorgd? Zou die typische cavaillonsmaak ook in een tuin van de Velveken waar te maken zijn? Ik zal je niet langer in spanning houden, lezer: het antwoord is volmondig van yes. Dit was nu eens een meloen om ‘miljaar’ tegen te zeggen, zie!
De buien blijven hangen, maar doornat word je er gelukkig niet van. Onze wandeling naar de bio-boerderij van René en Simonne Verachtert in de Steenovens duurt trouwens maar een goed halfuur. Yves en May Van Hulsel hebben hun kleinkinderen bij en Ludo Helsen is pas van een plaaster rond zijn been af: dappere wandelaars! Dappere mensen ook, René en Simonne. René, die in zichzelf nooit een boer had gezien, nam uiteindelijk toch het bedrijf van zijn vader over, maar sloeg er een totaal andere weg mee in. De bio-boerderij van de Steenovens is in de kern een varkensboerderij, met daarrond afgeleide producten zoals spelt, campine-hoenderen, eigenbak brood, speltbier en -jenever en een winkeltje met een ruim bio-aanbod, van o.a. ook groenten. De manier waarop René ons over zijn varkens vertelt, zegt genoeg. Hier wordt hard gewerkt, niet alleen met hart en ziel, maar ook met constante aandacht voor het dierenwelzijn, dat – volgens René – een rechtstreekse invloed heeft op de kwaliteit van het vlees. “Als je een kweekzeug in hokken houdt, zadel je zo’n beest met een mentaal probleem op”, zegt hij. Hoewel deze bio-boerderij er heel wat minder ‘afgelikt’ uitziet dan het doorsnee klassieke varkensbedrijf, is het professionele niveau waarmee René en Simonne hun erf bestieren er absoluut niet minder op. Een parel aan de kroon van Geel, de ‘landelijke stad’!
Als we de Vogelzang bereiken, zijn de roadies al daar. Het zit erop, ook voor hen. De diepvriezer die als koelkast dienst deed, de demonteerbare toog uit palettenhout, de bobijntafel, de fiets van Stijn, de plooi- en andere stoelen, de drankvoorraad, de botten stro om op te zitten… Alles gaat voor de laatste keer de aanhangwagens in. Het weer is verbeterd, de zon schijnt zalig, er is nog volk en ik heb geen haast om te vertrekken. Toch zal ik dat moeten doen. Overmorgen openen we onze pop-up in de Nieuwstraat en zaterdag is er het bootbal van de Bruggemeester en er is nog zoveel te doen. De week wordt ongenadig druk, maar morgen neem ik een adempauze.
Camping Brug heeft me veel bijgebracht. Verwacht je een conclusie? Moeilijk… Deze dan: die dorpen van Geel hebben inderdaad zo hun problemen – in het ene dorp zijn die al nijpender dan in het andere. Maar in alle dorpen kwam ik mensen tegen die de wil en de kwaliteiten hebben om die problemen aan te pakken. Als ze degelijk ondersteund worden door een stadsbestuur dat hen écht ernstig neemt, dan zouden ze wel eens vleugels kunnen krijgen, en hun dorpen ook. Als we de kans krijgen, dan gaan we dat doen. (dk)