Camping Brug: berichten uit het Geelse buitenland (8)
KERMIS IN ZAMMEL
Is Zammel het meest on-Geelse dorp van de acht? Ja. Is het uitreiken van die trofee zinvol? Nee. Zammel ligt waar het ligt: zeven kilometer dichter bij Westerlo dan bij Geel. Het is een vrijbuiter, een dorp zonder meester. Bij nader inzien blijkt het wel een rentmeester te hebben: de kerkraad is er namelijk erg rijk. Ik zou het wanstaltig rijk noemen, ware het niet dat dit naar een verwijt zou ruiken. Uiteindelijk kan de kerkraad er weinig aan doen dat hij zoveel eigendommen bezit en dat de wet hem oplegt daar als een klokhen bovenop te blijven zitten.
Het vroegere voetbalveld werd niet verkaveld, zoals werd verteld toen FC Zammel in 2006 naar andere oorden uitweek. Het terrein is eigendom van – u raadt het al – de kerkraad, en die stelt sinds vorig jaar een deel ervan ter beschikking van de Samenhof, een ter plekke ontstaan en door buurtbewoners gerund volkstuintjesproject, dat vaart onder de VELT-vlag. Het is een klein maar fijn project, dat o.a. op Vlaamse subsidies kan rekenen, maar dat draait op het enthousiasme van de (voorlopig) zeven Zammelaars die er een tuintje hebben. Erica Baeck, voorheen kapster, is er de motor van en zij had er niets op tegen dat de Brugmobiel en Camping Brug naast de Samenhof kwamen staan. Zij en enkele tuiniers leiden ons rond door de moestuin, die – dat kan men zich voorstellen – niet op zijn weelderigst staat tijdens deze verzengende zomer. We kaarten nog wat na op de camping en proberen de drank koel te krijgen. Dat lukt amper. Als ik ga slapen, is de Brugmobiel binnenin nochtans goed afgekoeld, maar ’s anderendaags voorspellen ze nog eens 35 graden en meer. Ik slaap goed op deze vreemde plek.
Dinsdagochtend word ik verwacht bij Jozef Vaneynde-Schaeken. We kennen mekaar niet, al weten we van mekaar wel wie we zijn. Jozef is van het centrum afkomstig, maar is lang geleden Zammelaar geworden. Hij is een insider die de nuchtere kijk van de halve buitenstaander op het dorpsgebeuren behouden heeft. “Ge weet toch dat ik een echte CD&V’er ben?”, vraagt hij me met zijn doordringende blik. Ik had al zo’n vermoeden. “Ge moogt ook weten dat ik het héél spijtig vind, wat daar is gebeurd”, voegt hij er aan toe. Hij doelt op de scheiding tussen de CD&V en beweging.net (het vroegere ACW), waartoe Jozef zichzelf rekent. Of gerekend heeft, dus. Ik verstond hem wel, maar – denk ik toch – hij mij ook, toen ik zei dat ik dat zelf niet zo spijtig vind, omdat de Brugpartij anders niet zo’n brede basis zou hebben gehad. De scheiding vond plaats lang vóór er van de Brugpartij sprake was. Mee in dat nieuwe project stappen, was voor Beweging.net geen daad van wraak of berekening, maar van overtuiging. Dat vindt Jozef goed, maar hij blijft het spijtig vinden. Hij is een man die je weinig kunt wijsmaken (gesteld dat ik dat zou willen proberen). Zelf komt hij vrank voor zijn mening uit, maar hij laat openingen en wil mij niet in het nauw drijven. Een man van het gesprek kortom, over Zammel en vele andere dingen. Ik heb er veel aan gehad.
Een gedekte tafel heb ik in Zammel niet gevonden. Ik koop me dan maar een frisse lunch in de Spar, bij Nicole, die er al ongeveer dertig jaar winkel houdt. Ik ben er maar een paar keer geweest, maar mij lijkt dit supermarkt(je) voorbeeldig qua exploitatie, en de Zammelaars vinden dat ook. De ‘voorzieningen’ zijn trouwens best oké in dit dorp: twee frituren, een dorpscafé (’t Vissershuis), een bakker, een apotheker…
Het is verschrikkelijk warm en ik spring op mijn fiets om in het Zammelsbroek een koele, beschaduwde plaats te zoeken, waar ik wat kan schrijven. Schaduw vind ik, maar koelte niet. Dan maar naar ’t Vissershuis waar het binnen draaglijk is, het bier koel uit de kranen stroomt en een ventilator de rest van de pijn verzacht.
’s Avonds heeft Jos Verbraeken een dorpswandeling voorzien, maar met die hitte zijn er maar drie gegadigden. Daar zullen er later, wanneer we onvermijdelijk weer in ’t Vissershuis beland zijn, nog wel enkele bijkomen. We zien de sterkte en de zwakte van Zammel op die wandeling, waarbij het patrimonium van de kerkraad nadrukkelijk in beeld komt. Zammel groeit snel door de appartementering, zeg Jos. Te snel naar zijn zin, want het sociale weefsel kan zijn verbindende rol niet even snel spelen. Vóór de middag had Jozef Vaneynde-Schaeken me ook al verteld dat de tijd dat hij al zijn overburen kende, voorbij is. Een verkaveling bezuiden de Neerstraat komt nochtans moeilijk van de grond. De werken aan enkele huizen werden zelfs stilgelegd.
Het is al donker als Kristof Van Reusel en ik terug naar de Brugmobiel slenteren. We stoppen bij de frietchinees terwijl de forains het dorpsplein innemen, en steken er nog eentje. De spiegeltent staat er al, want komend weekend is het Zammel-kermis. Niemand vermoedt dat het vannacht ook al kermis zal zijn.
Ze voorspellen onweer. Code oranje. Maar er waait geen zuchtje wind. Kristof checkt zijn buienradar: er is iets op komst, maar het zal Geel ongemoeid laten. Gelukkig, want met twee in het donker de partytent afbreken, is eigenlijk niet te doen. We zetten alles wat nat kan worden daaronder, ik trek de stekkers van de elektrische toestellen uit en ga slapen. Wat voor de eerste keer niet lukt wegens veel te warm. Lang heb ik me niet liggen vervelen. Om kwart na twaalf beweegt de Brugmobiel. Een windstoot. Ik hoor druppels op het dak vallen. Nu kan ik ze nog tellen. Nog een windstoot, heviger schudden. Een regenvlaag, veel lawaai. De lucht vol bliksem en donder ook, maar niet synchroon. Binnen de vijf minuten ben ik in het midden van een storm terecht gekomen. Ik heb nog nooit bij slecht weer in een mobilhome geslapen, en kan dus moeilijk inschatten of al dat gedruis er nu eenmaal bij hoort als het eens ferm regent, dan wel of ik hier iets abnormaals aan mijn fiets heb hangen. Ik ga gemakshalve uit van het eerste, al moet ik me wel inprenten dat die mobilhome tegen de 2 ton weegt, en niet omver te blazen is door het eerste het beste windje. De Marie-Louise gaat op en neer…
De wind begint nu te gieren. Ik pruts een gordijntje open en zie de tent bol staa. Nog meer wind, en hup, ze is weg. Het droog gemak zie ik ook niet meer. Ik hoor geluid van plastic en metaal en besef dat Camping Brug eraan is voor de moeite. Het blijft bliksemen, donderen, hagelen, regenen, waaien, stormen. Me daarin wagen en de held uithangen, is geen optie. Ik kan niets anders doen dan mee blijven schudden en wachten tot morgen om de schade op te meten.
Het onweer duurt een klein halfuur. Als ik rond halfeen Peter Van Nuland bel met een stand van zaken, is de andere kant van Geel nog niet aan de beurt. Tien minuten later krijgen ze ook daar de volle laag. Rond vier uur – ik was net in slaap geraakt – begon het opnieuw, maar het kwaad was toen al geschied. Er viel vooral veel water.
Wanneer ik na dat tweede onweer mijn hoofd even buiten steek, staat er vier centimeter water op het vroegere voetbalveld. In het doodlopende straatje van de Tongerlosebinnenweg naar de volkstuintjes zie ik een man rondjesdraaien op een fiets. Als hij me opmerkt, draait hij de oprit van de buren in. Als ik mezelf ook wat verschuil, komt hij er weer uit. Hij fiets op zijn dooie gemak nog wat rond en verdwijnt dan in de nacht. Het is kwart na vier, maar op ramptoerisme staat geen tijd.
De partytent ligt op haar rug tegen de haag van de buren. Als het deze nacht nog eens stormt, denk ik niet dat ze nog van plaats verandert. Het droog gemak ligt inderdaad omver, zoals alles wat rechtstond toen ik ging slapen. Ik kruip er weer in en slaap tot halfacht. Dan begin ik op te ruimen, waarbij ik al snel hulp uit het verre Geel krijg. Peter en Yves hebben verhalen bij van afgesloten wegen, 200 omgewaaide bomen en kleinkinderen die dwars door de storm sliepen. De partytent is licht gewond en het droog gemak moet naar de revalidatie, maar verder alles kits. Het heeft geen zin om hier alles weer op te bouwen. We besluiten op te kramen en maar wat vroeger naar Bel te rijden. Daar wacht ons een druk programma en frisser weer. Het leven gaat door, Camping Brug ook (dk).