Camping Brug: berichten uit het Geelse buitenland (4)
SORRY, GEEN BLOG VANDAAG
Hoe onwaarschijnlijk het ook klinkt, misschien zijn er in het vreemde universum waar wij door zweven wel mensen die dachten vandaag weer eens even fijn een Brugpartij-blog te lezen. Ik moet hen teleurstellen, er is geen blog vandaag. Niet dat ik er geen tijd voor had, dat is het probleem niet want een mens kan gerust een stuk van de nacht aan zijn dag plakken, maar ik was er te moe voor. De fut mankeerde mij volledig. Ik wil u wel snel uitleggen hoe dat gekomen is, maar dan moet ik dringend gaan slapen.
In mijn eerste Larumse nacht was ik er prima in geslaagd een uiltje te knappen. In mijn tweede nacht lukte dat niet, omdat de uil daar zelf anders over dacht. Heel de nacht heeft dat beest geluiden geproduceerd die een mens niet voor mogelijk houdt. Hij krijste voortdurend, alsof hij met zijn staart tussen de kerkdeur klem was komen te zitten – ik ben bijna opgestaan om te zien of het daar niet aan lag. Soit, ik kan niet zeggen dat ik slecht geslapen heb, ik heb eigenlijk niet geslapen. Moe, man!
Er is voor alles een eerste keer. Daarstraks hebben we dus voor de eerste keer opgekraamd. Van Larum naar Ten Aard, een grote stap voor een schildpad, maar voor de Brugmobiel iets van niks. We werden rond 12.30 uur aan de Aardse chirolokalen verwacht, maar moesten voordien al in Ten Aard zijn voor de begrafenis van Fons Wynants, vader van Bart en dus schoonvader van Greet Bakelants. Ook Fons is van Larum, waar hij bakker was, naar Ten Aard verhuisd, dat schept een band. Het was een fijne viering in de kerk van Ten Aard, maar ik hoop dat u mijn eerlijkheid niet als een gebrek aan eerbied aanziet, als ik u vertel dat ik mij tijdens het beluisteren van een heel mooie versie van ‘Il Silencio’ ineens begon af te vragen of ik niet in slaap aan het vallen was. Dit bleek inderdaad het geval te zijn. Moe, man!
Dat opkramen ging nochtans wel. Tot onze blijde verbazing bleek het droog gemak, dat de voorbije dagen weliswaar niet massaal, maar toch regelmatig gebruikt was, perfect geurloos te zijn. Altijd meegenomen als je het in de auto moet – euh – meenemen. Als je al iets ruikt, is het een soort van houtgeur, die wijnkenners – van wie bekend is dat ze erg prozaïsch zijn in het verwoorden van hun aromatische en olfactorische ervaringen – zouden omschrijven als ‘droog gemak’. ‘Olfactorisch’ is wel een moeilijk woord, dat geef ik toe. Ik weet eigenlijk niet heel en gans wat het betekent, maar ik dacht wel dat het hier op zijn plaats is. Leren kennen van ‘Het parfum’ van Patrick Süskind, als ik mij niet vergis. Ik zou het moeten opzoeken. Eigenlijk was met “het huiske stonk niet” ook alles gezegd. Maar sorry: moe, man!
Onze kampeerplek op Ten Aard is totaal anders dan die in Larum. We staan eigenlijk in de tuin van de chiro. De campers niet, die zijn te zwaar en moeten op de verharde koer blijven. Van de chiro tappen we een beetje elektriciteit en we mogen de koelkast in de keuken gebruiken. Kunt ú zich de zomer van 2018 voorstellen zonder koelkast? Ik niet, maar misschien ben ik daar wat te moe voor en lijdt mijn fantasie daar onder. Naast de twee campers die jullie van Larum kennen, hebben hier ook Marc Schelles en Lien & Lien hun tentjes opgeslagen. De ene Lien heet Vandeperre en de andere De Wulf. Dat is geen Geelse naam, dat klopt. Ik geloof dat ze van de kanten van Eeklo afkomstig is. Maar al kwam ze van Bommerskonten, het is formidabel dat ze in Geel terecht is gekomen. En dan nog wel bij de Brugpartij! Marc en Lien & Lien zorgen ervoor dat Camping Brug op Ten Aard op alle vlakken in orde komt. Ikke effe niet, sorry: moe, man!
Ik zal u nog snel iets vertellen over Lien & Lien, waarvan u inmiddels al begrepen hebt dat het hier de geheime wapens van de Brugpartij betreft. Deze namiddag wonnen ze bijna een petanque-wedstrijd tegen een geoefend koppel dat Jos en Rita heette. (Ze heten zo zelfs nog, denk ik.) Jos en Rita komen hier elke week petanquen, met een aantal andere Aardlingen die het ook enorm goed kunnen. Lien & Lien meenden dan ook dat ze ferm op hun doos zouden krijgen van deze routiniers. Eerlijk gezegd dacht ik er net hetzelfde over. Voor zover ik deze namiddag kón denken, zo moe was ik. Geen druppel zweet gaf ik voor de kansen van Lien & Lien, maar wat heb ik mij in hen vergist. In het begin van de match lieten ze Jos en Rita alle hoeken van de petanquebaan zien. Toen ik op een stoel naast het terrein zat – ik kon nog amper staan, zó moe was ik! – merkte ik vertwijfeling in de anders zo koele blik van Jos en Rita, beter bekend als de killers van de Aardse petanque-club. De balbehandeling van Lien & Lien evenaarde die van Eden Hazard, en als ik niet zo moe was, ik zou zelfs zeggen dat ze beter was. Waarlijk: mocht het woord bestaan, dan zou ik hen balgoochelaressen noemen. Het bestaat blijkbaar niet, maar u weet wat ik bedoel. In een uiterste krachtinspanning konden Jos en Rita nog een nipte overwinning uit de brand slepen. Dit mag men bijna letterlijk nemen, want de petanquebanen op Ten Aard liggen in de blakke zon, omdat niemand ooit de moeite heeft genomen om een overkapping te voorzien.
Alvorens in die stoel te zakken, had ik een zeer intens gesprek met een man genaamd Karel Heylen, beter bekend als Charel van de Pit. Charel is de oudste mens van Ten Aard. Hij wordt er op 4 november 99. “Een mens heeft het niet in de hand, maar ik zou het toch graag meemaken,” zei hij, toen ik hem polste of hij de honderd zag zitten. Wat ze op Ten Aard gaan doen als hij er niet meer is, weet ik niet: iemand die zo oud is als hij, zullen ze daar in elk geval niet meer vinden. Charel is een bijzonder fijn mens, over wie ik meer zal schrijven in een van de kranten die de Brugpartij later dit jaar zal uitgeven, als we wat uitgerust zijn. Hij was bij het leger toen de oorlog uitbrak – eigenlijk moet dat wel gemakkelijk geweest zijn, nu ik het zo overdenk. Geweer en zo gelijk bij de hand! Hij was bij ‘het paardenvolk’, zoals hij het noemt. Geweldig verhaal, die oorlog van Charel, maar ik ben iets te moe om het te vertellen. Charel heeft mij nog veel andere dingen verteld, bijvoorbeeld dat hij oud worden geen cadeau vindt, zeker niet als hij dan het dorp waar hij altijd heeft gewoond zou moeten verlaten om ergens in Geel of in Kasterlee in een bejaardenhuis te gaan uitbollen. In Larum heb ik dat ook gehoord: oud worden in eigen dorp is écht wel een behoefte van de mensen daar. Zouden we hen daar niet bij kunnen helpen?
Hoewel ik dus verschrikkelijk moe was, ben ik toch ook maar even op wandel geweest. Ik maakte tijdens die wandeling een afspraak met mensen die u morgen in mijn blog zal ontmoeten. Toen ik van mijn wandeling terug kwam, was ik écht kei-moe. En toen moest ik mijn laatste knak nog krijgen! Het was vanavond ‘keuvelavond’ bij Camping Brug. Ik heb de koppen niet geteld, maar ik zou er niet van verschieten dat daar vijftig man op af gekomen is. Het probleem was feitelijk dat het allemaal heel aangename mensen waren, waar het dus ook heel aangenaam keuvelen mee was. En zelfs al is een mens moe: als men aangenaam doende is, waarom zou men er dan mee stoppen? Er zat bijvoorbeeld een heel toffe groep maten van café De Welkom op ons terras, inclusief de cafébazin. Ze kwamen vooral voor Lien & Lien, maar altijd welkom, zou ik zeggen.
En zo werd het dus ook veel te laat om nog aan een blog te beginnen. Ga ik dus níet doen! Als ik minder moe was, zou ik mij herinneren wanneer ik nog eens zo moe ben geweest, maar dat weet ik dus niet, wegens te moe. Daarom: geen blog vandaag. Sorry, morgen beter. (dk)