Gewijde geschiedenis
Het is warm. Heet. Snikheet. Snikheet?! Is dat woord wel juist? Het zal wel ‘stikheet’ zijn. Je kunt stikken van de dorst, maar dat iemand begint te snikken van de warmte, is mij tot op heden niet bekend. Even de van Dale raadplegen – niet via het internet, maar analoog: met het dikke woordenboek. Eerst naar de letter ‘s’, dan met de wijsvinger naar de pagina van ‘sn’ en zo verder. Een vleugje traagheid in het leven kan toch zalig zijn… Voilà, ik ben er. Snikheet is perfect Nederlands! Het heeft een synoniem: smoorheet. Maar dat doet eigenlijk niet ter zake, feit is dat het al enkele weken hoogzomer is. Hoogzomer? Is er dan ook een laagzomer? Oei Griet, niet teveel nadenken of je wordt weer een en al wirwar. Hou het simpel: het is snikheet en de natuur snakt naar water.
Dat zeggen de weinige mensen die op straat ik nog tegenkom. Voor de anderen is het te warm om een stap buiten te zetten. Ach, die broodnodige bui, die komt wel, denk ik dan. Na zonneschijn komt regen! In die zekerheid geniet ik ondertussen van de koele ochtenden op mijn terras en van de zwoele avonden buiten. De hitte van de namiddag neem ik er wel bij. Mijn uit de kluiten gewassen krentenboompje geeft veel schaduw, en op het heetst van de dag trek ik me daaronder terug. Mijn buurvrouw, Maddy, merkte nog niet zo lang geleden op dat de grond achter onze huizen heel vruchtbaar moet zijn. Ook haar krulhazelaar wordt met de dag hoger en krult uit zijn voegen, hoog in de lucht.
Mijn potgrond is ook vruchtbaar. Op een druilerige vrijdagnamiddag in mei – jawel, het heeft toen geregend! – kocht ik een ‘vijgenboompje’. Ik had het eerder die week gespot in de reclamefolder van de Lidl; ze vroegen er 4.99 euro voor. Ik kon mijn ogen niet geloven, wat een aanbod! Allen daarheen, dacht ik, en ik dus ook. Daar aangekomen was mijn teleurstelling even groot, zo niet groter dan de blijdschap die ik had voelen opborrelen toen ik de foto van dat vijgenboompje in de folder had gezien. Iedereen was mij voor geweest, er stond nog welgeteld één frêle stokje met drie vijgenbladen eraan, kleiner dan een babyhandje, in een troosteloze plastieken pot met uitgedroogde grond. Zou ik aan dat triestige plantje 4.99 euro geven? We spreken hier over tweehonderd frank, hé!
Toch zette ik mijn twijfels opzij, nam het ding voorzichtig op en zette het op de band aan de kassa. Ik ging er van uit dat het prul een overlevertje was dat gewoon een steuntje in de rug nodig had. Iets stevigers weliswaar dan die grote satéprikker, die de tak met zijn drie blaadjes rechthield. Kinderen worden ook schriel en piepklein geboren, met kleine, gerimpelde handjes en voetjes. Zij worden ook groot, als je hen maar goed ondersteunt. Dit alles en nog veel meer ging door mijn hoofd bij de historische aankoop van mijn vijgenstokje.
En nu staat dat ding hier weelderig te bloeien, alsof het nooit iets anders heeft gedaan. Het heeft nochtans lang geduurd – zeker een week of vier, vijf – vooraleer ik enig teken van leven bespeurde. Plots, op een ochtend, stond de tak vol kleine bultjes. Daar groeiden bladeren uit, één voor één. En toen ging het heel snel en nu heb ik een mooie vijgenplant.
Ik weet niet op welke dag God de vijgenboom geschapen heeft, maar ik denk dat ik zijn werk heb kunnen evenaren. In tegenstelling tot de Allerhoogste gebruikte ik daar meststoffen voor: vloeibare meststof met ‘organische elementen’ voor olijven. Mijn olijfboom gedijt hier al twee zomers heel goed, moet je weten. En wanneer ik ’s avonds tussen die olijfboom en mijn vijgenboom(pje) zit, en ik kijk naar de vogels in de lucht, dan begin ik eindelijk een beetje van de Gewijde Geschiedenis te begrijpen, een voor mij volstrekt raadselachtig leervak in de lagere school. Ik zie het echter niet donker in, zoals Jezus in de Hof van Olijven, en draag geen vijgenbladerig ondergoed, zoals Adam en Eva. Toch waan ik me hier in het Aards Paradijs.
En wat ik ook uit die Gewijde Geschiedenis heb onthouden: de zondvloed, die komt ook nog!