Heeft de oppositie recht van spreken?

Heeft de oppositie recht van spreken?

Ons standpunt i.v.m. een fragment van het verslag van de gemeenteraad van 4 juni (pag. 23/24):

Het betrokken fragment:

Mevrouw Bakelants: Zeg maar Vera, hebben wij dat vorige jaren niet eerst in een commissie gebracht? En dan op de gemeenteraad?

De voorzitter: Dat is ooit wel gebeurd. En ik heb vorig jaar ook die suggestie gedaan achteraf en u daarjuist is dat ook al gezegd, wij zijn al bijna drie uur bezig en wij hebben nog niets gedaan dan bijna enkel jaarrekening en dergelijke.

Mevrouw Bakelants: Ah, ja, mijn mening, hè, ik zou dat terug eens in een commissie brengen.

De voorzitter: Het probleem is: als wij dat in een commissie doen, dan zijn er raadsleden die niet mondig zijn en vandaag zijn er raadsleden wel mondig en ik weet wel waaraan dat dat ligt en dat weet jullie ook, hè?

De heer Julliams: Voorzitter, maar het is wel correct: vorig jaar is dat gebeurt met het meerjarenplan. Met het meerjarenplan is dat wel effectief gebeurd en ik vind dat ook zeer goed, dat wij daar op voorhand een commissie aan besteden.

Mevrouw Bakelants: Je kunt dat ook publiek maken, hè Luc? Dan is het hetzelfde of wat is uw …

De voorzitter: Dat is zeker publiekelijk en dat is hetzelfde, maar het wordt niet hetzelfde door de raadsleden gevoerd.

De heer Kennis: ‘…’.

De voorzitter: Ja, Dirk, dat is een vaststelling, dat is zo, punt.

De heer Kennis: Ja, maar ik denk dat uw assumptie, dat de mondigheid van de raadsleden wel te maken heeft met het feit dat het wel of niet op Facebook zit, dat die niet gelden.

De voorzitter: Ik heb niets over Facebook gezegd en wij gaan nu die, Dirk, wij gaan nu die discussie niet voeren. Wij hebben nog een hele agenda te gaan. Ik ga de gemeenteraad nu verder zetten met de gewone dagelijkse punten en wij kunnen er achteraf nog wel eens een babbel over doen, over die dingen.

De heer Kennis: Met graagte.

Wat blijkt?

  • de voorzitter startte een discussie die hij zelf niet wou voeren
  • het is niet de eerste keer dat de raadsleden (per definitie die van de oppositie, want die van de meerderheid zitten met dichtgeplakte monden) ervan beschuldigd worden de lengte van hun tussenkomsten af te stemmen op de grootte van het publiek. Dit is niet het geval.
  • de voorzitter geeft de indruk de gemeenteraad een noodzakelijk kwaad te vinden, dat maar beter zo snel mogelijk gedaan is. Een (min of meer) grondige bespreking, een degelijke inleiding of een goede omkadering van een agendapunt vindt hij kennelijk tijdverlies, en dus te mijden.
  • de vraag om ‘toch niet alles af te lezen’ resulteert in het grappige feit dat een schepen dan antwoordt op een vraag die niet gesteld is, of een element dat niet ter sprake is gekomen. Kortom, de vergadering verloopt dan gedeeltelijk schriftelijk, en dat kan niet.
  • als de vorige zitting (5 uur en 45 minuten, met een pauze van 5 minuten) te lang was, lag dat aan twee dingen: de foute organisatie (twee langdradige technisch punten op de agenda, i.p.v. in een commissie) en aan de voorzitter zelf (als tijdslimiet overschreden wordt, naar andere dag).
  • graag hadden we de statistieken van de sprekers van de vorige zitting en de verdeling van de spreektijd tussen meerderheid en oppositie. We zijn er zeker van dat de tussenkomsten van de oppositie het minste tijd in beslag nemen.
  • de raad telt deze legislatuur enkele betrokken, geëngageerde en mondige raadsleden. Dat zou als een zegen aanzien moeten worden, maar wordt door de voorzitter kennelijk als een probleem aangevoeld.
  • Wij vragen met aandrang:
  • zo snel mogelijk weer live te vergaderen. Dat had in principe vandaag al gekund. Wij zijn voorstander van gestreamde live-vergaderingen, maar zouden dat liever via de stedelijke website doen dan via Facebook.
  • de agenda van de raad niet te overbelasten met technische punten die beter in een commissie behandeld worden; een commissie heeft een ander karakter dan een raadszitting. Dat komt gewoon door het concept, en niet door een andere opstelling van de oppositie
  • mondige, al zijn het kritische raadsleden hun spreekrecht niet te ontnemen of in te perken; het is eerder uw taak erop toe te zien dat ze dat goed kunnen uitoefenen.
  • alle raadsleden te behandelen met hetzelfde respect dat u van hen verwacht en dat u tot dusver ook van hen hebt gekregen.