Camping Brug: berichten uit het Geelse buitenland (10)

Home / Blog / Camping Brug: berichten uit het Geelse buitenland (10)

Camping Brug: berichten uit het Geelse buitenland (10)

EEN DORP TUSSEN KANSEN EN BEDREIGINGEN

Van Bel naar Oosterlo was een lange rit voor de Brugmobiel, mijn bejaarde mobilhome. Bestemming: het pleintje waar Radio Gaga zich had opgesteld. Die watjes bleven maar één keer slapen, ik twee. Het pleintje is van de gemeente en krijgt van mij een pluim: een mooie plek, goed onderhouden, bruikbare speeltuigen… Het is afgezet met houten palen en daardoor kan ik er niet op rijden. Ik parkeer er vlak naast, in de Van Merodestraat, die naast de huizen van Perrekes loopt. Zo komt mijn ‘voordeur’ op het pleintje uit.

Camping Brug op het pleintje in Oosterlo. Een aangename plek. (Merk op: het droog gemak is hersteld.)

Het is vrijdagavond en niet erg stil in Oostel-dorp. Op het dorpsplein kreunt de droogzuiging van ‘residentie Aleidis’, die al maanden duizenden, allicht miljoenen liters water aan het wegpompen is. Appartementering is geen monopolie van Geel-centrum. Je kunt er voor zijn of er tegen, maar het valt niet voor te blijven en dus ook niet tegen te houden. Kernverdichting in de dorpen? Verstandig mee omgaan, toch maar. Een van de meest kenmerkende plekken van Oosterlo, anders niet het meest door metsers bezochte dorp van Geel, zal er straks helemaal anders uitzien. Een dorpelinge die ik tegenkom, spreekt van ‘een winkelcentrum’. Ze is niet tegen wat nieuwe winkels in Oosterlo. Het dorp zag zijn bakkerij recent weer dicht gaan, heeft geen café meer in zijn dorpskom en geen ‘superette’ of iets wat daar op lijkt. Een apotheek, een frituur een drankenhandel die ook een krantenwinkel is, en een aloude huishoudwinkel (tevens gas), daarmee moeten ze het hier doen. Biedt residentie Aleidis straks soelaas? Het goedkoopste appartement kost 162.000 euro. Ik heb geen eurocent meer op zak en de dichtstbij zijnde bankautomaat staat op de Markt van Geel.

Appartementering is geen monopolie van het centrum.

Cis Sterckx en zijn broer Rudi komen mij bezoeken. Veel ander volk van de Brugpartij is ijverig werkzaam in onze pop-up in de Nieuwstraat en ik krijg de suggestie dat ze het plezant zouden vinden als ik eens kwam kijken. De Sterckx-bros zijn met de fiets en gaan er nog eentje drinken op Sint-Dimpna. Ik verwacht eigenlijk geen volk meer en besluit mee naar het centrum te fietsen om zowel de pop-up als een bankautomaat te bezoeken. Uiteindelijk zal daar ook de Wolwinkel nog bij komen, en net als ik weer zuidwaarts wil, begint het oude wijven te regenen. Daar is geen doorfietsen aan. Ik zie mij dus genoopt mijn verblijf in de herberg te verlengen. Vreemd wat 12 dagen relatieve afzondering met een mens kunnen doen. Ik heb echt last van het lawaai hierbinnen, ik merkte het ook aan andere kleine dingen: ik ben de stad ontwend. Bier drinken daarentegen ben ik dezer dagen gewoon geworden. Het is dan ook half drie als ik mijn stalen ros tegen de Brugmobiel parkeer. ’s Morgens heb ik er geen flauw benul van hoe ik in godsnaam in die hoge slaapplaats ben geraakt.

Een stukje Oostels archief aan een gevel.

Ik moet er tijdig uit. Elke derde zaterdag van de maand werken vrijwilligers van Natuurpunt in het Zammelsbroek, dat zich voor een groot deel in Oosterlo bevindt. Voor de gelegenheid zijn ze naar de tweede zaterdag uitgeweken en ik heb me als vrijwilliger opgegeven. Talrijk waren de mannen van de Brugpartij die gisteren nog beweerden op het appél te zijn, maar niet één is daarin gelukt. Mijn werkkledij bestaat uit een korte broek, een t-shirt en een pet. Zo is er natuurlijk geen beginnen aan, daar in de brousse van Oosterlo. Ik krijg gelukkig permissie om mijn bijdrage aan de feestelijkheden te beperken tot het nemen van foto’s. Koen Thibau, conservator van het Zammelsbroek, en Oosterlonaar Jos Winters zijn bij de kikkerweide een haag aan het snoeien. Wat verderop tref ik Karel Van Roey en Andrea Nietvelt, die prikkeldraad aan het opruimen zijn in een beemd. Karel is van Oosterlo, zijn vrouw van ’t Punt. Het zijn echte natuurliefhebbers, kenners ook, en het Zammelsbroek is erg belangrijk voor hen. Het omgekeerde geldt ook. Ze komen en werken hier al jaren, en alhoewel ze daarnet nog een wielewaal hebben horen krijsen, zien ze de vogelrijkdom in het natuurgebied niet bepaald groeien. Dat wekt bezorgdheid. Anderzijds: mensen die níet bezorgd zijn om de natuur, staan op een mooie zaterdagochtend geen prikkeldraad uit de kant te trekken, denk ik. Hun zorgen zijn terecht, maar zolang er zich iemand bekommert om deze aardse brok ecologie is er hoop. Ik groet de werkers en wandel het pad verder af, tot aan de Nete. Op mijn terugweg zie ik op dat pad een stuk honingraat naast een half verwoest wespennest liggen. Het werk van een wespendief, volgens Koen. Die roofvogel lijkt op een buizerd, maar heeft een langere nek en is heel wat zeldzamer.

Karel Van Roey en Andrea Nietvelt ruimen prikkeldraad. Het Zammelsbroek is belangrijk voor hen en het omgekeerde geldt ook.

De watermolen van Oosterlo is beschermd, maar nu wordt de voorbijganger er beschermd tegen vallend puin. Sinds de Molenlaak hier 55 jaar geleden werd gedempt, is het gebouw sterk in verval geraakt. De oude watermolen vormt een geheel met het naastgelegen molenhuis, en deze hoek van de Eindhoutseweg is deels in privébezit en deels van de stad. Men denkt hier op termijn aan de realisatie van een toeristisch-recreatieve ‘poort op het Zammelsbroek’, dat zelf ook sterk zal veranderen wanneer de werken in het kader van het Sigmaplan uitgevoerd zullen worden. Zowat 90 procent van de vegetatie in het Sigma-gebied moet verdwijnen. Waar we vandaag nog over de Netedijken kunnen wandelen, zal dat straks niet meer gaan, maar in ruil krijgt de natuurliefhebber meer mogelijkheden aan de rand van het gebied. De watermolen zou weer ‘watervoerend’ worden, en de Molenlaak – gedempt in het centrum, maar ongelofelijk mooi in het broek – zou langzaam weer zichzelf worden. Dat (en nog vele andere wetenswaardigheden) leer ik als ik zondagochtend samen met Marc en Ria Schelles-Heylen een privérondleiding door het natuurgebied krijg van conservator Koen. Wat een troef voor Geel, dat Zammelsbroek! De ‘toeristische’ exploitatie moet echter zeer omzichtig aangepakt worden. Het leven van zo’n natuurgebied speelt zich eeuwig af in een zone tussen kansen en bedreigingen.

De site van de watermolen is beschermd. Nu beschermt men er de passant tegen vallend puin. Monumentenzorg in Vlaanderen…
Conservator Koen Thibau met Ria en Marc. Het Sigmaplan zal een groot deel van het Zammelsbroek drastisch van uitzicht en karakter doen veranderen.

Zaterdagavond eet ik om de hoek, in een groepswoning van het MPI. Ik heb me daar laten uitnodigen door Cindy, een van de bewoners, de eerste die een goeiedag kwam zeggen aan de Brugmobiel. Ze wonen er met negen (dacht ik) volwassenen, die permanent worden begeleid. Vandaag is Heidi ‘van piket’, een vrouw zo goedhartig dat eender wie er wel permanent door begeleid zou willen worden. Zoveel verschillende mensen, verschillende leeftijden, verschillende mogelijkheden en verschillende karakters. Zoveel leven in huis, maar goede afspraken en o.a. daardoor zoveel harmonie. Zoveel vriendelijkheid ook, openheid en nieuwsgierigheid… Patrick, Luc, Cindy, Guido en de anderen pakken mij moeiteloos in. Misschien behoor jij ook wel tot het type dat nu en dan zijn geloof in de mensheid dreigt te verliezen. Als het écht erg wordt, heb ik een tip: laat je eens inviteren, daar aan de Van Merodestraat. Voorwaar, daar kikkert een mens van op.

Eten met de volwassen ‘residenten’ van het MPI. Patrick wou me per se voor zijn kunstwerk fotograferen.

Anders (rustiger vooral) is mijn zondags middagmaal in het Hollehuis van Perrekes, waar Nele de verzorgende (de term is véél te smal voor wat ze allemaal doet) van dienst is. Voor zover dat binnen de mogelijkheden ligt, zijn de soep, het gebraad en het slaatje door de bewoners zelf klaargemaakt. De kroketten komen uit de diepvries zoals overal. Hier wonen 15 mensen met dementie. Eén ervan, Gollie, is gisteren met haar zoon Hans een aperitiefje komen nippen aan Camping Brug. Vandaag heeft ze een wat stillere dag, maar dat geldt niet voor iedereen. Bij het afruimen en de afwas is er veel interactie. Een krasse Nederlandse die van Amsterdam in Laakdal terecht gekomen was, vertelt me in een sappig taaltje haar leven. “Alleen van de laatste jaren herinner ik me niet veel”, zegt ze.

Bij Perrekes: eten mocht, als ik de afwas deed. Gelukkig was ik niet alleen.

Perrekes bestaat nu 32 jaar. Zo lang is het dus geleden dat ik als jong reportertje van het Nieuwsblad van Geel kennis maakte met Carla Molenberghs, die toen net haar intrek had genomen in dat huis (nu Zonnehuis) aan de straat, en me een hele voormiddag lang – dat weet ik nog goed – met vuur en passie vertelde wat ze daar van plan was te doen voor die bijzondere mensen met hun aftakelend vermogen. Ook toen hadden zij en haar plan al iets wat ik alleen maar ik het Frans kon typeren. Pure noblesse. Zoals in edel en adel, ja.

Oosterlo, met zijn natuur en vooral zijn omgang met de menselijke natuur, heeft me zeer geraakt. Het is een parel aan de Geelse kroon, die zorgzaamheid uitstraalt en zelf ook een grote zorgzaamheid verdient. (dk)