Camping Brug: berichten uit het Geelse buitenland (5)
OP REIS IN GEEL HEEFT MEN GEEN WEERMAN NODIG
Het voordeel van zo’n road trip in eigen stad is dat je je niet voortdurend hoeft af te vragen wat voor weer het thuis zou zijn. Anderstalige weerberichten volgen en Europese weerkaarten checken is nergens voor nodig. Het is trouwens al een kleine week geleden dat ik Frank Deboosere nog bezig heb gezien en ik kan niet zeggen dat ik hem mis. Telkens wanneer ik bij het ochtendgloren een eerste lodderige blik door het plastieken raampje van de Brugmobiel gooi, speel ik namelijk zelf voor weerman. “Volgens mij wordt het vandaag mooi weer”, zeg ik dan tegen mezelf. Ik ben er tot nu toe nog niet naast geweest.
Gisteren bereikte Camping Brug de mare dat het volgende week in de Kempen weer 35 graden zou worden of zelfs meer. Iemand had dat Deboosere horen zeggen en is ijlings naar Ten Aard getogen om ons te komen waarschuwen. 35+ is veel. Ik herinner me nog wat ik heb gedaan toen het onlangs ook zo warm is geweest: gaan zwemmen bij een vriend en voor de rest niks. Ik kan daar eerlijk gezegd goed mee leven. Het lijkt mij zelfs een prima idee voor een hete dag in Zammel of Bel, waar we onze tenten op zullen slaan als het kwik weer uit het buisje schiet.
Ook gisteren hebben we weer veel bezoek gehad. Roza Spaepen was de eerste. Ze had vernomen dat je bij de Brugpartij alles kon komen zeggen wat je op je lever hebt. Bij Roza viel dat gelukkig nogal mee. Ze kwam ons een korte, maar trage weg signaleren, die veel wordt gebruikt door fietsers – schoolfietsende jeugd vooral – maar waarvoor je Wout Van Aert moet heten om hem zonder ongelukken te passeren. Het pad verbindt de kanaaldijk met de Roshoevendijk en gaat dus sterk bergaf (of bergop als je van Geel komt). Ik ben er eens naartoe gefietst, overleefde de afdaling, maar Roza heeft gelijk: dat kan beter. Roza is al heel wat jaren ‘beredderaar’ van de parochiezaal en is dus ook de geknipte vrouw om ons de polsslag van het sociaal leven op Ten Aard in te laten schatten. Alles kan beter, maar dat valt hier toch nog goed mee. Bruisen doet Ten Aard misschien niet, maar leven wel.
Klussen hebben we ook gedaan, dat blijft vaste kost bij Camping Brug. We hadden de chiro beloofd dat we hun lokaal wel eens een beurt zouden geven. “Vooral de ramen”, hadden ze liefst. Echt iets voor de Brugpartij, die vóór alles voor transparantie is. Na de onverdroten inspanningen van Hilde, Lien, Lien en Marc kun je in het chirolokaal van Ten Aard nu overal (op het gelijkvloers toch) weer door de ramen kijken zonder dat je de neiging voelt opkomen om je bril proper te maken.
In de Sluisstraat bevindt zich sinds kort een ijsbar die mij door een inboorlinge was aangeraden. Daar ben ik haar nog altijd dankbaar voor. Het ijs bij Nice Chocolate is bijzonder lekker, en ik ben niet de enige die daar ondertussen al achter is gekomen. Ik wou wel eens weten hoe iemand op het idee komt om in een achterafstraat van een dorp, waar weinig passage is, zo’n winkel in ijs (en pralines) te beginnen, en zo kwam het dat ik gisteren binnenviel bij Kris Huysmans en Debbie Raus en hun twee flinke zonen. Kris is van de Ganzenstraat afkomstig en Debbie van Mol. Ze hebben beiden een verleden in het roomijs (zij bij Jacques, hij bij IJsboerke). Ik bewaar dat verhaal voor de eerste van de twee kranten die we in september en oktober zullen maken, maar kan je nu al vertellen dat die twee hard moeten werken (Kris maakt alles zelf, het ijs met melk van de Dekshoeve – óók op Ten Aard, Debbie werkt nog bij Janssen), maar daar absoluut geen spijt van hebben. Gelukkige mensen, die hun toekomst op Ten Aard rooskleurig inzien (zou ik ook doen als ik zie hoeveel volk daar komt) en zelfs uitbreidingsplannen hebben. Oók belangrijk: zowel Kris als Debbie zijn inwijkelingen op Ten Aard. Daar komen wonen, vinden ze een van de beste ideeën die ze samen al hebben gehad. Om maar te zeggen: het is goed leven aan de vaart en omstreken. Ten Aard is een aantrekkelijk dorp, letterlijk.
Maar waar ligt het mooiste plekje? Als jet het mij vraagt aan de poort van ’t Breeven. Daar aan de Beekhoek stroomt de Daelemansloop onder een bruggetje vlakbij een kapelleke en dat is een fantastisch mooie plek. Ik kom er al bijkans 45 jaar (destijds met de brommer, godbetert – een Honda Amigo, weet je nog?) en elke keer met evenveel plezier. Alhoewel, gisteren nog met een beetje meer, want ik had er het genoegen het goede gezelschap te smaken van Marc Schelles, Hilde Bellens en Yves Van Hulsel. “Een groene ging eens wandelen met ene van beweging.net en twee onafhankelijken…” is het begin van een typische Brugpartij-grap. Wij hadden er samen het genoegen te kunnen pootjebaden in een van de zuiverste beken die Vlaanderen rijk is, en een van de koelste ook. De school halfwassen windes die lag te zonnen in het snelstromend water, schoot weg voor onze voeten. Daar wordt een mens blij van (voor zover hij het al niet was).
We zijn door het Breeven naar de watermolen in Kasterlee gewandeld. Een schaduwrijke tocht door weliswaar mul zand, die ons zo beviel dat we van ons plan om met de bus terug naar Ten Aard te rijden hebben afgezien, en – weliswaar gesterkt door een frisse Karmeliet van ’t vat – te voet weer terug te wandelen. De school windes was ook teruggekeerd, dus hebben we ze nog maar eens (voorzichtig) verjaagd.
Koele voeten had ik dus al, maar de rest mocht ook wat frisser. Camping Brug staat op een steenworp van het kanaal, geen tien minuutjes wandelen naar sas 8. Aldaar heb ik mijzelf te water gelaten, van haaien, krokodillen, Chinese wolhandkrabben en botulisme niet bang. Ik ben eens voorbij de Bloemmolens gezwommen en onder de brug – ’t is eens iets anders -, en terug. Warm water, toch al wat algenvorming, maar niks om vies van te zijn. Vanuit een ooghoek, die zich logischerwijs zo goed als op de waterlijn bevond, zag ik op een gegeven moment iets drijven waarvan ik dacht dat het nog niet zo lang geleden een levend waterkieken was geweest. Is dat dier een haai tegengekomen? Een krokodil? Of een vlaag botulisme? Met mij inmiddels nog alles goed.
Terwijl ik aan de Kanaaldijk in het water lag, stond Marc Schelles daar in zijn keuken. De moussaka die hij wat later aan de kampeerders opdiste (met o.a. gele courgetten van eigen gewin en fètakaas), was exact wat we nodig hadden: het begin van een fijne avond. We hadden hem nog niet binnen of daar kwamen de eerste gasten al. Van heinde en verre, te voet, per fiets of met de wagen… allemaal kwamen ze kubben. Niet massaal hoor, een man of twintig. Eigenlijk was dat kubb-tornooitje een alibi om prettig samen te zijn, maar de meesten namen het toch serieus op. Na twee rondes stond het gelijk, waarop werd besloten geen derde ronde meer te gooien: iedereen gewonnen!
De avond werd afgesloten op het terras van Den Bagger, dat nog niet zo lang geleden weer open ging als eetcafé met nieuwe uitbaters. Honger hadden wij niet, dorst wel. En zo is het toch nog laat geworden.
Over de verschillen tussen Larum en Ten Aard kan men uren discuteren, maar dat heeft weinig zin. Er is er één dat ik hier toch te berde wens te brengen: op Ten Aard heb ik beter geslapen. Dat kwam omdat het donkerder is achter het chirolokaal dan op het Larumse kerkplein, omdat er veel minder gerij op straat was, omdat ze hier geen krassende uilen hebben en vooral: omdat de pastoor hier beter op de hoogte is van de regels van tact en wellevendheid. Terwijl in Larum de kerkklokken dag en nacht om het halfuur blijven slaan, last men op Ten Aard een lui-pauze in tussen middernacht en 7 uur ’s ochtends. Ik vind dat men daar in Larum eens over zou moeten vergaderen, en wanneer men alsnog tot het besluit komt dat er reden zijn om dag en nacht kerklawaai te maken, dan zou men die eens aan de mensen moeten uitleggen. Ik heb er meerdere nachtelijke uren over liggen tobben zonder een goede reden te vinden.
Nu we het toch over de kerk hebben. Toen we hier eergisteren aankwamen, hoorde ik op een gegeven moment een kwakende kudde ganzen aan komen vliegen. Ik keek en tuurde, maar zag geen vogels vliegen. Het gekwaak, dat zich enkele uren later opnieuw gedurende een halve minuut of wat voordeed, bleek op een bandje te staan dat hier op gezette tijden luid wordt afgespeeld om duiven en ander ‘ongedierte’ uit de kerktoren te houden. Nee, ze zijn hier verdorie niet achterlijk… (dk)